If you can’t beat them, eat them

Japanse duizendknoop in bloei

De werkgroep gaat over eetbare natuur. Een interessant thema is dat van de eetbare invasieve soorten. Soorten die veel  natuurbeschermers “de nek willen omdraaien”. Wat is dan niet beter dan ze op te eten. Een win-win situatie, alleen natuurlijk niet voor de betreffende soort.

In de nieuwsbrief van IVN Gooi en omstreken stond een interessant artikel over dit onderwerp dat hier integraal is overgenomen.

Nijlgans

“Draai de invasieve exoten de nek om” en waarom dit een urgent thema is.

We komen ze overal in het Gooi tegen, planten en dieren die zich invasief gedragen en ecosystemen ondermijnen: de invasieve exoten.

In de nascholingscursus (van de IVN ’t Gooi) in april is dit onderwerp uitgediept, waar dit een kort verslag van is.

Wat is dat invasief gedrag? Eerst wat definities:

  • Inheems: van nature voorkomend in een geografisch bepaald gebied, sinds het jaar 1500. Daarmee is bijvoorbeeld het konijn dat door de Romeinen is geïntroduceerd, inheems.
  • Uitheems: van nature niet voorkomend in een geografisch bepaald gebied. De turkse tortel is hier een voorbeeld van.
  • Exoot: een uitheems(e) dier, plant, schimmel of micro-organisme die (dat) een gebied niet op eigen kracht kan bereiken maar daar alleen door menselijk handelen terecht is gekomen of kan komen. Voorbeeld is de rode Amerikaanse rivierkreeft die op vrij grote schaal is geïmporteerd voor de handel (tuinvijvers en aquaria) en vervolgens ontsnapt of uitgezet. Ook werden levende kreeften geïmporteerd voor consumptie, die in de natuur zijn gekomen.
  • Probleemsoort: Een soort waarvan op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis kan worden aangenomen dat deze een negatieve impact kan hebben voor de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied. Overigens gaat het niet alleen om ecologische schade maar ook om negatieve gevolgen voor de gezondheid van mensen, voor infrastructuren (zoals huizen) of op het evolutionaire vlak. Met dat laatste wordt bedoeld dat genetisch materiaal in een populatie ernstig wordt verstoord door hybridisatie tussen nauw verwante binnenkomende en inheemse soorten.
  • Invasief gedrag: (plotselinge) forse uitbreiding van het aantal exemplaren van een soort in een bepaald gebied. Meestal heeft dit tot gevolg dat zo’n soort (tijdelijk of permanent) de ecologische verhoudingen in dat gebied wijzigt. Een voorbeeld is de Japanse duizendknoop Door het vroege uitlopen, de snelle lengtegroei en de vorming van een nagenoeg gesloten bladerdek wordt de overige vegetatie geheel overgroeid en op de duur verdrongen.

Het invasieproces

Een succesvolle vestiging van een invasieve exoot verloopt in de meeste gevallen in 3 fasen:

  1. De introductie of eerste vestigingsfase. De soort komt voor het eerst een gebied binnen en vestigt zich als een kleine, vaak onopvallende, populatie. Soms vindt er dan direct forse uitbreiding plaats, maar meestal ook treedt er een volgende fase in.
  2. De lag-time. Dit is een periode waarin de invasieve soort in het gebied aanwezig blijft als kleine, onopvallende, populatie tot hij zich (soms vrij snel, soms vele jaren later) gaat uitbreiden, veelal uitmondend in exponentiële groei (fase 3). In een stabiel systeem kan een invasieve soort zich in een kleine populatie langer handhaven dan in een onstabiel systeem.
  3. Exponentiële uitbreiding. Dit begint vaak na een ongewoon grote fluctuatie in een abiotische factor in het gebied, zoals een erg lange of koude winter, waardoor veel van de inheemse soorten gedood worden. Hierna breidt de invasieve soort zich snel uit, gebruikmakend van de vrijgekomen niches en het ontbreken van natuurlijke vijanden. Dat laatste is een van de belangrijkste oorzaken van invasieviteit. Nadat een invasieve soort zich zo in een verder stabiel ecosysteem heeft gevestigd, kan hij zich daar beter handhaven dan in een instabiel ecosysteem.

De introductie van de nijlgans laat deze fasering mooi zien:

Afbeelding: Trend populatie van de Nijlgans. Bron: Netwerk Ecologische Monitoring

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestrijding

Op de stelling “Draai de invasieve exoten de nek om” tijdens de cursus werd wisselend gereageerd: van ach, dat loopt zo’n vaart niet” tot “Oei, dat is geen fijn organisme”. En daar zit precies het dilemma. In de publieke opinie zorgt een kleine populatie aaibare dieren of een groepje mooi bloeiende planten voor een krachtig signaal om een aanpak te voorkomen. Uitroeiing is dan geen optie. Toch weten we dat vroeg ingrijpen naderhand veel narigheid en (maatschappelijke) kosten kan voorkomen. Want wat gaat er gebeuren als de halsbandparkiet de Betuwe (fruitteelt) heeft ontdekt?

Instituties zoals IUCN hebben het gevaar van invasieve exoten twintig jaar geleden al als een urgent probleem bestempeld. Pas sinds 2016 heeft de Europese Unie een lijst van invasieve exoten opgesteld: EU-verordening 1143/2014 die lidstaten verplicht uitroeiings- of beheersmaatregelen te nemen tegen zogenaamde Unielijstsoorten die aanwezig zijn op hun grondgebied. Deze Unielijst is gebaseerd op wetenschappelijke risicobeoordeling. Er staan na de uitbreiding van 2017 49 soorten op.

Voor Nederland is de NWVA de instantie die deze lijst publiceert en richtlijnen heeft ontwikkeld voor de strategie voor eliminatie en beheer van Unielijstsoorten. Deze loopt langs drie sporen:

  • Voorkomen van introductie: voorbeeld zijn de strikte regels voor de invoer van plantmateriaal vanwege de (Oost-) Aziatische boktorren.
  • Vroegtijdige detectie en snelle uitroeiing: voorbeeld is de Amerikaanse brulkikker die in Noord-Brabant vanuit België oprukt.
  • Voorkomen verdere bestrijding en beheersing ongewenste gevolgen: voorbeeld is de watercrassula die aquatische ecosystemen ontwricht.

Overigens is de Unielijst op Europees niveau opgesteld. Voor Nederland is de impact beperkt tot een kleiner aantal soorten. De eend Rosse stekelstaat verstoort in Spanje de populatie witkopeenden ernstig, in Nederland speelt dit niet. En wij hebben last van de reuzenberenklauw terwijl deze in Zuid Europa het te warm en te droog is voor deze plant. Dus niet elke soort van de Unielijst wordt in Nederland op de zelfde wijze aangepakt.

Wat doen terreinbeheerders?

Een belronde langs Natuurmonumenten en GNR geeft het beeld dat deze beheerders op het moment van schijven nog geen beleid ten aanzien van invasieve exoten hebben gepubliceerd. Weliswaar zijn in beheerplannen wel doelstellingen voor een handvol soorten neergelegd, een overkoepelend beleid ontbreekt. Het goede nieuws is dat ze wel druk doende hiermee zijn. En dat mag ook wel gezien de status van bijvoorbeeld de Ankeveense plassen als Natura 2000 gebied.

Maar denk niet dat beheerders achterover leunen. Ze komen wel degelijk in actie bij meldingen zoals die van watercrassula in het Laegieskamp, een gebied van Natuurmonumenten. Met man en macht heeft de beheereenheid van het Naardermeer de plek des onheils aangepakt.

En wat kunnen wij doen?

Als natuurgids kunnen we het publiek informeren over de problematiek van invasieve exoten. Bewustwording van de (potentiële) gevaren is een belangrijke stap om de publieke opinie te beïnvloeden. Want impopulaire maatregelen zijn soms nodig om ecosystemen, economische belangen en onze gezondheid te beschermen.

Michaël Gründeman

Bronnen:

 

Dit bericht is geplaatst in Informatie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *