Over schermbloemen
De planten van de familie van de schermbloemen worden over het algemeen erg hoog. Ze zijn meestal twee- of meerjarig. Bijna alle soorten hebben witte bloemen behalve pastinaak, dille en venkel. De bloemen staan boven aan de stengels in grote wijd uiteen staande schermen. Na de bloei en de zaadvorming sterven de planten af. Iedere soort heeft kenmerkende zaden. Veel van de zaden worden in de keuken gebruikt: anijs, karwij, dille, kervel, koriander, komijn en venkel.
De meeste schermbloemen houden van licht. Ze staan dan ook in bermen, langs wegen of aan de waterkant. Sommige soorten prefereren heel erg natte standplaatsen.
Ze hebben veelal aromatische geuren waardoor ook het blad geliefd is voor consumptie zoals dat van roomse kervel, selderij, peterselie, koriander, lavas (voor in de soep) en zwartmoeskervel. In het wild kan zevenblad geplukt worden.
Het is lastig ze per soort te herkennen. Sommige lijken erg op elkaar, zeker als ze nog niet helemaal ontplooid zijn. Dat is doorgaans de periode om ze te oogsten: jong blad is nu eenmaal malser en smaakvoller. Van sommige soorten worden de wortels als groenten gebruikt zoals van peen, wortelpeterselie, knolselderij, pastinaak en de zeldzame aardkastanje, die vroeger speciaal voor de wortel werd gekweekt.
Je moet zeker weten dat je de juiste plant plukt of uit de grond haalt. Sommige schermbloemen zijn heel erg giftig. Een hapje van de gevlekte scheerling of de hondspeterselie geeft op zijn minst heftige ziekteverschijnselen of overleef je niet. Ook waterscheerling, dodemansvingers en in mindere mate dolle kervel en reuzenberenklauw zijn giftig.
Bij andere soorten moet je voorzichtig zijn bij het aanraken. Ze kunnen onder invloed van zonlicht huidreacties veroorzaken, zoals b.v. aanraking met de reuzenbereklauw maandenlang pijnlijke blaren oplevert. Zwemmerseczeem ontstaat als je in alleen zwemkleding op het gras gaat liggen waartussen bladrozetten van irriterende planten staan. Tot die soorten behoren gewone berenklauw, reuzeberenklauw en pastinaak.