Klit
Klis
Van het geslacht Arctium – in het Nederlands klit of klis genoemd - worden tegenwoordig vier soorten onderscheiden. Daarvan komt de bosklit (A. nemorosum) nauwelijks in ons land voor. De gewone klit (A.minus) waaronder ook de planten horen die middelste klit of kleine klit genoemd worden is in vrijwel alle kilometerhokken te vinden. De grote klit (A.lappa) komt in een groot deel van Nederland voor maar is in de noordelijke provincies en delen van Noord Brabant en Limburg zeker niet algemeen te noemen. De donzige klit (A.tormentosum) is zeldzaam, maar is in aantal wel stabiel. Deze komt vooral in Groningen en Zuid-Limburg voor. Deze vier soorten vormen soms kruisingen. De Latijnse naam is afgeleid van het Griekse woord Arktos dat beer betekent.
Kenmerken en voorkomen
De klit hoort tot de familie van de Composieten, waarvan de bloeiwijze is samengesteld uit een groot aantal bloemetjes bij elkaar. Ieder apart bloemetje bevat meeldraden en/of stampers. Het zijn ruigtekruiden en zijn te vinden in bermen, ze staan op open vochtige voedselrijke bodem en omgewerkte grond. De donzige klit heeft een voorkeur voor voedselrijke kleigrond. Ze zijn tweejarig en bloeien in de zomerperiode van het tweede jaar. In de winterperiode trekt de plant zich helemaal terug in de bodem: het blad vormt geen wortelrozet en sterft af. De forse penwortel kan wel een halve meter worden. Het grote blad voelt erg ruw aan en is van onderen witviltig. De omwindsels van de bloemhoofdjes zijn haakvormig. Een uitstekende manier om mee te liften met de vacht van voorbijkomende dieren of met kleding. Daarom is de mens een belangrijke verspreider. In natuurgebieden zit de vacht van de Schotse Hooglanders soms vol met deze bollen. Als er te weinig voorbijgangers zijn langsgekomen heeft de plant nog een andere strategie: de hoge planten laten zich door de wind heen en weer zwiepen waardoor de zaden gelanceerd worden. In de stekelige bloemhoofdjes zitten wel 125 paarse bloemen. Zij worden door insecten bestoven of doen aan zelfbestuiving. De grote klit heeft merg in de bladstelen. Dit is het onderscheidend kenmerk met de gewone klit die een holle steel heeft.
Gebruikstoepassingen
De klitwortel wordt in Japan gobo genoemd, Engels Burdock root. Deze wordt gebruikt als homeopathisch middel bij reuma, huidklachten en ter ondersteuning van de spijsvertering. De wortel kan in de herfst gegeten worden als schorseneer. De spruitpunten van het in de lente opkomende blad is onderdeel van gemengde wilde-groentenrecepten. De merghoudende stengels van de grote klit lijken op asperges. De zaden kunnen tot spijsolie worden verwerkt.
Leuke weetjes
Distelvinken en ringmussen doen mee aan de verspreiding door zaad te morsen dat uit hun snavel valt.
Je hebt de gewone (Arctium minus) en de grote klit (Arctium lappa). De gewone klit is een vaste plant en de grote is tweejarig. Vroeger stond de plant bekend als klis. Van allebei is de wortel in het eerste jaar eetbaar als hij nog geen bloemstengels heeft gemaakt. Je oogst ze in de herfst en winter. Ook kun je de jonge bloemstengels in het late voorjaar eten. Die smaken een beetje naar artisjok.
Recept
Japanse klitwortel
Schil de wortel en snijd hem in luciferhoutjes. Doe ze in een pan en voeg voldoende water toe zodat ze goed onder staan. Doe er een ruime scheut Japanse soyasaus bij. Laat net tegen de kook aan een minuutje of 15 koken. Proef of de wortel zacht genoeg is. Voeg eventueel extra water toe en kook tot de wortel niet meer te hard is. Laat daarna al het vocht verdampen.