Brandnetel

Uit Wildpluk wiki
Versie door Flore (overleg | bijdragen) op 22 mrt 2011 om 10:46
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Brandnetels hebben brandharen aan de stengel en aan de onderzijde van het blad. Door aanraking breken de toppen van de brandharen af waardoor netelgif wordt afgescheiden. Netelgif bestaat uit mierenzuur en acetylcholine, dat de bloedvaatjes openhoudt en blaren, branderige plekken en jeuk op de huid veroorzaakt. In de buurt van brandnetels groeit meestal zuring, weegbree, dovenetel of hondsdraf, waarvan het sap helpt om het branderige gevoel te verzachten. De bovengrondse delen van brandnetel zijn rijk aan ijzer, vitamine A en C, en mineralen.

Grote brandnetel (Urtica dioica) Dit is een overblijvende vaste plant met wortelstokken en een lengte van 30 tot 150 cm. Soms zelfs tot een hoogte van tot 2,5 m. De kruipende wortelstok is rond en de stengel vierkant en evenals de bladeren bezet met brandharen. De planten zijn meestal tweehuizig en hebben dus vrouwelijke of mannelijke bloemen. De bloemtrossen van de grote brandnetel hangen in okselstandige aren. De brandnetel is een windbestuiver. De bloeiwijze van de mannelijke en vrouwelijke plant verschillen van elkaar. De mannelijke planten hebben kortere zijtakken dan de vrouwelijke planten. De zijtakken van de vrouwelijke planten gaan na de bevruchting enigszins hangen. De bloei is van juni tot de herfst. Op de plant komen zowel gewone als brandharen voor. De grote brandnetel komt voor op stikstofrijke, humushoudende grond en vaak op halfbeschaduwde plaatsen.

Kleine brandnetel (Urtica urens) De kleine brandnetel is een eenjarige plant met een geel-witte penwortel en wordt maximaal 50 cm hoog. De bladeren zijn dun en diep ingezaagd. De planten zijn eenhuizig. De bloemtrosjes in de oksels van de bladeren, met vrouwelijke en mannelijke bloemen, staan voor het grootste deel rechtop of schuin uit. Bloei van mei tot de herfst. Op de plant komen alleen brandharen voor. De kleine brandnetel komt voor op akkerland en op opengewerkte grond in de duinen.

Toepassingen

De jonge brandnetelstengels en -bladeren van de grote brandnetel kunnen als een soort spinazie gegeten worden. De lange stengels smaken het beste in het voorjaar. Zeer jonge stengels zijn heerlijk als sla. Ook kan van brandnetels soep gemaakt worden. Verpak vis en vlees in brandnetelbladeren om ze langer fris te houden. Uit de stengel van de grote brandnetel worden vezels gewonnen en verwerkt tot touw en neteldoek (zeef). Trek een heerlijke frisse thee van verse brandnetelbladeren (doe hele verse bladeren in een mooie glazen theepot of theeglas) of droog ze eerst en maak er dan thee van. Zo heb je ook in de winter een verfrissend kopje brandnetelthee.

Geneeskrachtige toepassingen

Door bladeren en stengels in water te weken komt er een geur vrij die uitstekend geschikt is voor de bestrijding van luizen. Verder helpt het sap tegen allerlei haarproblemen, zoals roos, door het in de hoofdhuid te masseren. Gekneusde bladeren kunnen als een kompres worden aangebracht ter verlichting van brandwonden en wonden. De bladeren helpen in de vorm van een gorgeldrank ter verzachting van kiespijn. De plant kan voor medische doeleinden het beste in mei of juni worden verzameld wanneer de bloei aanbreekt en kan dan worden gedroogd. De vitamines, mineralen en chlorofyl in de brandnetel verhogen de weerstand en bieden bescherming tegen infecties na een strenge winter.


  • Wortel > Sn, Gr

Verzamelen: Hele jaar door

  • Hele plant > Gr, Sn, Th

Verzamelen: maart-juli