Eik: verschil tussen versies
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 29 nov 2012 om 15:28
Eiken (Quercus) zijn historisch gezien één van de dominantste soorten in het West-Europese bos. Eiken hebben echter licht nodig om te ontkiemen en op te groeien tot een boom. In een 'natuurlijk' bos zonder grote grazers is de concurrentie voor licht in het nadeel van de eik. Schaduwhoutsoorten als beuk en haagbeuk zijn beter in staat om die gaten te dichten. In een natuurlijke bos met grote grazers (rund, paard, herten, eventueel wisent en eland) bestaat een bos uit een boomgroep omgeven door bosranden van struweel. Dat struweel, bestaande uit sleedoorn, braam, meidoorn en roos, is in eerste instantie boomloos.
De eik is aangewezen op dieren om de eikel verder van de boom te verplaatsen. Eikels worden hoofdzakelijk door de Vlaamse gaai, de bosmuis, en de eekhoorn verspreid. De Vlaamse gaai zorgt voor transport op lange afstand (tot enkele kilometers ver). De eekhoorn en de bosmuis zorgen vooral voor de verspreiding van eikels binnen het bos. Eekhoorns begraven voorraden eikels voor de winter. Als een eekhoorn omkomt of de voorraad niet of onvolledig aanspreekt of vergeet, is dat een ideale plaats voor de eikels om te kiemen.
De wintereik is veel minder algemeen dan de zomereik. De twee soorten zijn nauw verwant en tamelijk lastig van elkaar te onderscheiden. Het verschil tussen de twee eiksoorten is o.a. te zien aan de lengte van de bladsteel. De zomereik heeft een korte bladsteel tegen teveel zomers licht op de bladeren waardoor uitdroging kan ontstaan. De wintereik heeft een lange bladsteel voor meer licht op de bladeren. De bladeren van de zomereik zijn ook molliger dan die van de wintereik. De bladeren van de wintereik blijven nog heel lang in verdorde toestand aan de boom zitten.
Soorten
Zomereik
De Inlandse of zomereik (Quercus robur) is een zeer lang levende, hardhout leverende boom. De bladeren van de eik verteren zeer moeilijk wat zijn invloed heeft op de strooisellaag in het bos. Het blad van de zomereik is onregelmatig gelobd, met 3 tot 7 diepe bochtige insnijdingen en heeft een asymmetrische vorm. Het blad is kaal en heeft zijn grootste breedte boven het midden. De bladsteel is kort. De bladeren zitten voornamelijk in korte loten, in groepjes nabij de toppen van de twijgen. Hierdoor en doordat de bladeren onregelmatig gericht staan, maakt de kroon een losse en rommelige indruk. De knoppen zijn kort en stomp, glanzend lichtbruin en meestal kaal, maar erg variabel. De zomereik is eenhuizig. De mannelijke en vrouwelijke bloemen komen in aparte bloeiwijzen op de boom. De 2 tot 3 cm lange eikels staan, vaak gepaard, op flinke (5 tot 12 cm lange) steeltjes. De schors van jonge bomen is glad en zwak grauwgroen glanzend, van oudere bomen wordt de schors diep en vrij onregelmatig gegroefd en grijsgroen van kleur. Naast lengtegroeven zijn er ook dwarsgroeven. Zeer oude eiken vertonen vaak zeer diepe groeven.
Wintereik
De wintereik (Quercus petraea) kan 25 tot 30 m en onder goede omstandigheden ruim 40 m hoog worden en bloeit in mei. De boom is eenhuizig en de bloemen eenslachtig, dat wil zeggen dat de bloemen vrouwelijk of mannelijk zijn en beide vormen komen op dezelfde boom voor. Het blad van de wintereik is ondiep en meer regelmatig gelobd en de bladhelften vormen elkaars spiegelbeeld. De grootste breedte van het blad ligt ongeveer in het midden. De bladeren zijn meestal glanzend donkergroen van kleur en harder dan die van de zomereik. Ook de plaatsing van de bladeren van de wintereik is wat regelmatiger verdeeld dan bij de zomereik. De bladsteel is bij de wintereik meestal 10- tot 29 mm lang. De napjes van de eikels van de wintereik hebben geen of een zeer kort steeltje. De bloemen, en daardoor de eikels, van de wintereik zitten trosvormig bijeen. De eikels zijn eivormig en 15 tot 25 mm lang, gemiddeld iets kleiner dan die van de zomereik. De wintereik groeit vaak slanker en rechter op dan de zomereik. Ook is de vertakking meestal minder kronkelig en hoekig. De kroon maakt een meer geslotenen regelmatiger indruk. De schors van de wintereik is gemiddeld minder diep, meer regelmatig en alleen in de lengterichting gegroefd en grijsgrauw van kleur.
Amerikaanse eik
De Amerikaanse eik (Quercus rubra) kan 35 meter hoog worden. De kroon is breed en koepelvormig. De boom heeft een korte, rechte stam en de takken vormen kransen. De glimmend roodbruine twijgen zijn kaal en wrattig en zijn op latere leeftijd dof glimmend en grijsachtig. De spitse knoppen zijn donkerrood tot bruinachtig. De boomschors is glad en zilverkleurig grijs. Bij beschadiging van de bast kan gemakkelijk rot optreden. De stam wordt onder normale omstandigheden 60-90 cm dik, al zijn er uitzonderingen van 1,5 meter bekend. De bladeren zijn langwerpig, kunnen soms wel 20 cm lang worden en hebben 4 tot 5 spitse, getande lobben. De bladstelen zijn geel en 2 tot 5 cm lang. De bladkleur wordt van bleekgeel tot donkergroen aan de bovenzijde en bleekgrijs aan de onderzijde. De Amerikaanse eik heeft donkere, roodbruine eikels met een scherpe punt en een afgeplatte voet; ze zitten in ondiepe napjes. De napjes zijn voorzien van schubben die aan de randen naar binnen gekromd zijn. De steeltjes zijn circa 1 cm lang. De eikels zijn pas in het tweede jaar na de bloei rijp en kiemen daarna na de winter als ze een koude periode achter de rug hebben.
Toepassingen
De bast en de eikels bevatten tannines. De bast van de eik werd vroeger gebruikt om een dierenhuid te kunnen looien tot leer. Eikels zijn voor mensen giftig, maar kunnen echter eetbaar worden gemaakt door ze te schillen. Een handige manier om te‘schillen’ is door met een steen op de eikel te slaan, waardoor de eikel makkelijk open breekt. Nadat de noot van de schil is ontdaan, verwijder dan de dunne, bruine vlies rond de noot. De vlies komt makkelijker los door de noot in twee de splijten en dan rustig tussen de handen te rollen. Daarna de eikels in al kokend water plaatsen en dan verschillende malen koken. Het water verwisselen om de bittere smaak te verminderen. Ook is het mogelijk om de eikels eerst enkele dagen in water te weken en ze daarna te roosteren. Daarna kunnen de eikels tot meel worden gestampt en gemalen. Ook kunnen de eikels worden gepoft in de hete as van een vuur. Een andere manier is om de eikels enkele dagen te laten drogen en dan de eikels te pellen, waarbij ook het bruine vlies moet worden verwijderd. Verpulver de eikels tot meel en spoel dit enkele malen met water schoon. Vermeng het meel met water en breng dit zachtjes aan de kook (ongeveer 45 minuten). Deze pap kan prima in combinatie met gedroogde bessen, vlees, vis of kruiden. Van geroosterde en vermalen eikels kan koffie worden gezet. Het eikenschors kan als thee worden gebruikt. De eik is een harde houtsoort, geeft een langbrandende vuur en vormt prima as.
- Eikels > Ml, koffiesurrogaat (eerst schillen en koken in steeds weer vers water)
Verzamelen: september-oktober